Column 10 – De Noordoostpolder
Moeten is dwang
Moeten is dwang. Dit zeiden de oudjes vroeger ook al. Het mooie is,
of wellicht is het helemaal niet zo mooi, dat dit nog steeds geldt. Stel,
ik ben door u uitgenodigd om bij u te komen eten. U heeft een
heerlijke maaltijd bereidt met een flinke portie gember er doorheen.
Heerlijk, denkt u, en proeft er zelf al wat van. Ikzelf weet niet wat we
gaan eten dus ik ben heel benieuwd. Het gezelschap is goed dus daar
kan het niet aan liggen. In de keuken snippert u nog wat koriander
over de schaal met eten. Met dat ik aan de gedekte tafel zit zet u het
gerecht verrukt voor me. Al bij de aanblik van de groene kruiden
denk ik, dit komt niet goed. Maar ach, ik ben de vervelendste niet en
neem een hap. Helaas…. ik vind het niet lekker. Ik lust echt geen
gember en koriander, ook niet als het verwerkt is in een gerecht. Zou
u willen dat ik het verder op at? Natuurlijk, u vindt het zelf immers zo
lekker. Toch zou u mij dit gerecht onder dwang moeten laten eten. U
snapt het al wel, dit gaat waarschijnlijk niet lukken. Het is zelfs zo dat
ik niet bij u terug zou komen, al zou u het nog zo goed bedoelen.
Maar stel, u wil mij enorm graag een gerecht met gember leren eten.
U heeft er zelfs argumenten bij gehaald om mij over te halen. Omdat
ik niet helemaal overtuigd ben heeft u het er al over dat ik dan maar
moet eten wat de pot schaft. Wat ik al zei, ik ben de vervelendste
niet maar dit vind ik te ver gaan. Het eten wordt me nog net niet
door de strot heen geduwd. Ik denk dat ik maar ga, zeg ik en wens u
een fijne maaltijd.
Moeten is dwang. Dat zeiden de oudjes vroeger al. Ze hadden gelijk.
Jacqueline Voskuil